Ga naar de inhoud

Bestuur, directie en medewerkers van Twentehoes en Overijsselacademie hebben met leedwezen kennis genomen van het heengaan van prof. dr. A. van der Meiden. Het was bekend dat zijn gezondheid de laatste tijd te wensen overliet, hij heeft de leeftijd der zeer sterken bereikt, maar niettemin kwam het bericht van zijn heengaan toch nog als een schok. 

 

De betekenis van Van der Meiden kan moeilijk overschat worden. Opgeleid als predikant, begon hij met diensten in de streektaal, de taal van de omgeving waarin hij opgegroeid was, in een tijd dat dat zeer ongebruikelijk was. Zijn aanstelling aan de Rijksuniversiteit Utrecht, waar hij hoogleraar in het nieuwe vak Communicatiekunde werd, was daar minder een breuk mee dan het lijkt. Er zit een duidelijke overeenkomst tussen wat hij in de communicatiekunde en in de Twentse preken uitdroeg: in beide gevallen ging het hem erom hoe de boodschap bij de ontvanger aankwam, in het hart wist te raken.

 

Na zijn emeritaat keerde hij terug naar Twente, en naar de taal van zijn jeugd. Met een ongelooflijke energie ging hij aan de slag, met als meest aansprekend voorbeeld de vertaling van de Bijbel in het Twents. Deze vertaling valt op, niet alleen door een grote kennis van grammatica en woordenschat, maar vooral door wat in de taalkunde de pragmatiek wordt genoemd: hoe gebruik je de taal in een bepaalde situatie? Concreet luidde voor Van der Meiden de vraag: hoe zou een Twentenaar dat zeggen? Sommige van die taalvondsten hebben ook buiten Twente bekendheid gekregen, zoals de weergave van de Tien Geboden (Exodus 20), die in zijn vertaling steeds eindigen met: dat doo-j nich. Zo werd het tweede gebod, in de NBG-vertaling van 1951 (de Nederlandse vertaling die in gebruik was toen de Twentse vertaling van het Oude Testament in 2001 verscheen) Gij zult niet doden, in het Twents tot Doodsloan, dat doo-j nich. Het Kruiswoord Het is volbracht werd in de vertaling van het Nieuwe Testament omgezet in ’t is doan, omdat het Twents nu eenmaal het wat verhevene volbrengen niet kent.

 

Met de Twentse vertaling heeft Van der Meiden de standaard gezet voor het Twents, en het Twents ook in zekere zin gestandaardiseerd (overigens heeft ook de Nederlandse standaardtaal haar wortels in een bijbelvertaling). Door het sacrale gebruik van het dialect heeft Van der Meiden de streektaal ook verlost van het eenvoudige en beperkte imago dat de taal toen nog aankleefde. Overigens zou Van der Meiden de termen sacraal en eenvoudig ten aanzien van taal niet gauw gebruiken, omdat er in zijn ogen geen verheven teksten of armoedige uitdrukkingsmiddelen waren. Alle teksten zijn gelijkwaardig, alle taal is gelijkwaardig.

 

Niet alleen als vertaler en voorganger heeft Van der Meiden betekenis gehad voor het Twents. Ook de streektaalbeweging en de streektaalorganisaties gingen hem aan het hart, en in het bijzonder het Van Deinse Instituut, voorganger van het Twentehoes, en de Kreenk vuur de Twentse Sproak, hebben van zijn inzichten en inzet kunnen profiteren.

 

Bovenal herinneren wij ons Anne van der Meiden als een beminnelijke man, met wie het prettig converseren was, over het dialect maar ook over allerlei andere zaken. De streektaalbeweging zal haar inspirerende leidsman enorm gaan missen – maar dat geldt natuurlijk nog veel meer voor de nabestaanden van Anne van der Meiden, die wij langs deze weg de kracht toewensen om dit verlies te dragen.

 

Veur aalns gef ‘t ‘n bepoald uur

veur aalns oonder ’n hemmel is der ne tied.

Ne tied um joonk te worden en ne tied um oet de tied te kommen,

ne tied um te potten en ne tied um wat der pot is oet te roppen. 

Ne tied um dood te maken en ne tied um better te maken,

ne tied um of te brekken en ne tied um op te bouwen.

Ne tied um te hulen en ne tied um te lachen

ne tied um te rouwen en ne tied um te daansen.

 

(Praediker 3, 1-4 in de vertaling van Van der Meiden).