Het Nedersaksisch van Overijssel Het Nedersaksisch van Overijssel Er is niet één, maar er zijn verschillende dialecten in Overijssel: elke plaats en elke stadswijk heeft of had zijn eigen dialect. Toch kun je die dialecten ook wel groeperen in groter eenheden. In Overijssel zijn dat zeven dialecten, die we tot drie hoofdgroepen (Noordwesthoeks, Sallands, Twents) kunnen samenvoegen. Het Overijssels is op zijn beurt weer onderdeel van een groter geheel, het Nedersaksisch. In Vollenhove zeggen ze kuukies voor ‘koekjes’, maar in Sint-Jansklooster, op amper vier kilometer afstand, wordt datzelfde woord met een oe werd uitgesproken: koekies. Ga je vanuit Sint-Jansklooster weer iets verder naar het oosten, dan kom je in Giethoorn, en daar zeggen ze niet water, zoals in Vollenhove en Sint-Jansklooster, maar wèter. Iets ten noorden van Vollenhove, in Blokzijl is het, waoter, met een lange òò. Dat is overigens de enige plaats in Overijssel waar ze ‘water’ als waoter uitspreken. Ten zuiden van Vollenhove ligt Genemuiden, en daar is het persoonlijk voornaamwoord ‘ik’ niet ik maar ek: de enige plaats in Overijssel (en zelfs heel Nederland!) waar ze dat doen. Op zo’n klein oppervlakte zijn er al grote verschillen. Elk dorp heeft zijn eigen dialect, dat in een paar woorden verschilt, of verschilde van het dialect uit een naburige plaats. Dat maakt het in dit geval moeilijk om van ‘hét’ Noordwest-Overijssels’ te spreken. In de steden had je ook verschillen per wijk. In Zwolle, bijvoorbeeld, werd vroeger het Binnenstads, het Diezerpoorts, het Assendorps en het Kamperpoorts onderscheiden. Dat maakt het zelfs al moeilijk om van hét Zwols te spreken. De indeling van de Overijsselse dialecten Vaak wordt het Twents als een apart dialect binnen Overijssel gezien: daar zeggen ze bijvoorbeeld hoes ‘huis’, terwijl de andere dialecten in Overijssel (h)uus hebben. Die niet-Twentse (h)uus-dialecten zou je West-Overijssels kunnen noemen. Maar dat West-Overijssels is bepaald geen eenheid. Een belangrijk onderscheid wordt gevormd door het meervoud van werkwoorden in de tegenwoordige tijd. In het oosten van West-Overijssel is de uitgang een t: wie loopt ‘wij lopen’, een uitgang die ook in Twente voorkomt. In het westen heeft dat woord een neusklank als uitgang; n, m of ng, bijvoorbeeld wi-j loopm ‘wij lopen’. Het westelijke deel van West-Overijssel kun je dus opdelen in een oostelijk (loopt) gebied en een westelijk (loopm) deel. Het oostelijke gedeelte valt min of meer samen met Salland, het westelijke gedeelte (dat groter is dan het Land van Vollenhove) kunnen we dan Noordwesthoeks noemen. Beide gebieden laten zich op hun beurt ook weer in twee delen opsplitsen. Het oostelijke gebied valt dan uiteen in het eigenlijke Sallands en het Vechtdals. Het dialect van het Vechtdal staat wat dichter bij het Drents, wat verklaarbaar is uit de geografische nabijheid, maar ook doordat de veenkoloniën in dit gebied vaak Drentse ontginners trokken. De oude zandkoppen langs de Vecht en Reest wijken nog steeds in hun dialect af van de jongere kolonisaties. In het Noordwesthoeks vormen de dialecten van de kust van de voormalige Zuiderzee ten noorden van Vollenhove een bijzondere groep. Ze wijken in allerlei opzichten af van de rest van Overijssel, maar stemmen wel overeen met het Hollands (Blokzijl) of het Stellingwerfs (Kuinre). Het Stellingwerfs is de verzamelnaam voor de dialecten in het zuidoosten van Friesland waar geen Fries maar Nedersaksisch wordt gesproken. De meest-westelijke variant wordt vaak aangeduid als Westhoeks, en dat is ook de naam die je voor de meest (noord)westelijke dialecten in Overijssel zou kunnen gebruiken. Het oostelijke Overijssels, dat doorgaans als Twents wordt aangeduid, kun je ook verder onderverdelen. Het Twents van Zuid- en West-Twente stemt overeen met het Achterhoeks. Het noordoostelijke Twents wijkt daarvan af. Een opvallend kenmerk van dit noordoostelijke Twents is dat woorden die in het Nederlands een g hebben hier eindige op een w: bruw ‘brug’. Dat vind je nergens anders in Overijssel, en zelfs nergens anders in het Nederlandse taalgebied (maar ook in noordoost-Twente is de uitspraak bruw zeldzaam aan het worden). Bijzonder in het Overijssels, maar wel weer overeenstemmend met het Nederlands, is het ontbreken van de e in een woord als kat (de rest van Overijssel, dus ook zuidwest-Twente, heeft katte). Net zoals het uiterste noordwesten van West-Overijssel een heel afwijkend dialect heeft, vinden we ook in het noordwesten van Twente een heel afwijkend dialect, dat in dit geval maar tot één plaats beperkt is: Vriezenveen. In weerwil van wat je afgaande op de naam zou kunnen denken, is dat geen Fries, maar juist een heel oude vorm van het Overijssels, waar veranderingen die elders in Overijssel hebben plaatsgevonden aan zijn voorbijgegaan. In schema Het Nedersaksisch De dialecten van Overijssel vallen uiteen in groepen, maar behoren zelf ook weer tot grotere eenheden. Hierboven werd al gesproken over de overeenkomsten van het Vechtdals met het Drents, het Zuid-West-Twents met het Achterhoeks en het Kuinders met het Stellingwerfs. Het Overijssels als geheel maakt deel uit van een groter groep die we Nedersaksisch noemen. De dialectkaart van het Nederlandse taalgebied, gemaakt door Wilbert Heeringa (Rijksuniversiteit Groningen) in 2004. Het Nedersaksisch, lichtgroen op deze kaart, omvat de dialecten van Groningen, de Friese Stellingwerven, Drenthe, Overijssel, de oostelijke Veluwe en de Achterhoek. De westelijke Veluwe vormt het overgangsgebied, en dat geldt ook nog voor bijvoorbeeld Urk in de provincie Flevoland en Bunschoten-Spakenburg in de provincie Utrecht.