Ga naar de inhoud

Onlangs debatteerde de Tweede Kamer over institutioneel racisme in Nederland. Premier Rutte gaf hierbij aan dat hij het aanbieden van excuses voor het slavernijverleden ‘niet verstandig’ vond. Wel komt er in 2023 een landelijk herdenkingsjaar voor de afschaffing van de slavernij in 1863. Tot die tijd zal er een maatschappelijk debat over racisme in de samenleving gevoerd worden, ook in Overijssel. Om die discussie goed te kunnen voeren is het belangrijk om onze eigen Overijsselse banden met het koloniale- en slavernijverleden te onderzoeken. Want die zijn er wel degelijk.

 

Inventarisatie

Een eerste inventarisatie in de Overijsselse archieven levert talloze archiefstukken op die op een of andere manier te maken hebben met dit verleden. De resultaten variëren van Overijsselse plantage-eigenaren of bewindslieden van de WIC of VOC, tot Overijsselaars die zich uitspraken tegen de slavenhandel en de slavernij. Maar ook winkels of fabrikanten met koloniale waren, dan wel zeelui of handelaren die te maken hadden met de koloniale praktijk die onlosmakelijk met slavernij verbonden was, vinden we in de archieven terug.

 

Overijsselse banden

Zo nam het stadsbestuur van Deventer en een aantal Deventer kooplieden in 1624 voor 100.000 gulden deel aan de pas opgericht WIC, die zijn geld zou verdienen met de Trans-Atlantische slavenhandel. Halverwege de achttiende eeuw was Johannes Matthias van Rhijn opperkoopman namens de VOC en resident aan het hof van Mataram in Java. Van Rhijn keerde rijk terug uit de Oost en kocht met zijn geld in de omgeving van Dalfsen de landgoederen De Horte en Dieze, die hij respectievelijk Yogyakarta en Mataram noemde. Beide landgoederen bestaan nog steeds, al heeft De Horte zijn originele naam weer teruggekregen. Vanaf het einde van de achttiende eeuw bezaten leden van zowel de familie De Vos van Steenwijk uit Vollenhove als van de familie Van Dedem uit Dalfsen aandelen van de Surinaamse koffieplantage Peperpot en suikerplantage ’t IJland, waar ruim 150 tot slaaf gemaakten moesten werken. Bij de afschaffing van de slavernij in 1863, ontvingen beide families een financiële compensatie van de Nederlandse regering voor het verlies van hun eigendom (slaven). Eén van hen was Jan Arend Godert baron de Vos van Steenwijk, op dat moment burgemeester van Zwolle. Is dit slechts het topje van de ijsberg? Ook de vrouw van toenmalig commissaris van de Koning in Overijssel, Cornelis Backer, was mede-eigenaar van een plantage waarop slavenarbeid werd verricht en profiteerde zo rechtstreeks van de slavernij, net als een zekere Femmetje Reijns uit Goor en tientallen andere inwoners van Overijssel.

 

Tegen slavernij

Tegelijkertijd waren er Overijsselaars die zich scherp tegen het systeem van slavernij uitspraken. Al in 1776 verklaarde Joan Derk van der Capellen zich tegenstander van de slavernij in Oost- en West-Indië. Halverwege de negentiende eeuw was Deventenaar Wolter Robert baron van Hoëvell, oud-predikant in Batavia, in de Tweede Kamer de leider van de liberale oppositie die pleitte voor de afschaffing van de slavernij. In 1854 schreef hij het geruchtmakende boek Slaven en vrijen onder de Nederlandsche wet, wat één grote aanklacht was tegen de Surinaamse slavernij. In de Tweede Kamer trok Van Hoëvell, als afgevaardigde namens het kiesdistrict Almelo, samen op met zijn Zwolse geestverwant B.W.A.E. baron Sloet tot Oldhuis.

 

Verleden plek geven

De discussie over racisme en ons koloniale- en slavernijverleden is tot op heden omgeven met veel polarisatie, misverstanden en onwetendheid. Ik noem hier slechts enkele voorbeelden van Overijsselse betrokkenheid, maar er zijn nog veel meer connecties die nader onderzoek vereisen. Dit verleden kunnen en mogen we niet wegstoppen. Laten we nu onderzoeken wat onze Overijsselse archieven, musea, straten, monumenten en standbeelden over deze geschiedenis prijsgeven. Om zo in aanloop naar het herdenkingsjaar 2023 de discussie verder te helpen, de dialoog tussen bevolkingsgroepen te bevorderen en zo meer wederzijds begrip voor elkaars verschillende achtergronden en diversiteit te creëren.

 

Door: Martin van der Linde, historicus Stichting Overijsselacademie

 

*Titelfoto: Voormalige droogschuur van de koffieplantage Peperpot, vanaf 1793 door een erfenis eigendom van Jan Arend de Vos van Steenwijk.